Tegen onze verwachting in hadden wij een relatief goeie nachtrust gehad in de alberge van Merida alwaar wij met zo’n 30 personen op een slaapzaal sliepen. Boven boven wonder bleef overmatig gesnurk en gerommel ons bespaart, hooguit werd de rust verstoort door een aantal jongeren die vermoedelijk een stapavond hadden gehad in de stad. En die rond een uur of drie met de nodige herrie langs het gebouw kwamen waarin wij sliepen.
Om half zes ben ik (Johannes) opgestaan en lag Marius nog lekker te pitten, maar ook hij was al snel van de partij zeker toen om kwart over zes het licht centraal aanging en plotseling bedrijvigheid in de tent kwam. Voor zeven waren wij alweer onderweg en het zou ons niets verbazen dat er om kwart over zeven geen sterveling meer in de alberge was.
Ook vandaag werden wij verwend door te lopen door Extremadura op zijn mooist, namelijk een prachtig landschap met af en toe de stralen tussen de eeuwenoude steeneiken van de opkomende zon door. Een prachtig open landschap met weidse panorama’s met in de verte bergen. De meeste weiden met steeneiken, andere stukken begroeid met struikelde, lavendel, christusdoorn e.d. Ongetwijfeld een van de indrukwekkendste stukken van de Via de la Plata.
Ongeveer 5 km na Merida lag een stuwmeer dat de stad voorziet van het nodige water. Het heeft een capaciteit van 4 miljoen kubieke meter en heeft een omtrek van 55 km. Het wordt van water voorzien door de “La Adelfa” beek d.m.v. een kanaal van 4 km lengte. Het water verlaat het stuwmeer door een ondergronds kanaal, een aantal van deze ondergrondse leidingen werden pas in 1988 ontdekt. Via het aquaduct “Los Milagros” kwam het in het 10 km verder gelegen Merida terecht.
Spanje heeft sinds mensenheugenis te maken met waterkwaliteit en watertekorten zeker na de toename van industriële en agrarische vervuiling en door toename van de bevolkingsgroei. Extremadura heeft hier extra hinder van om dat dit gedeelte van Spanje zeer weinig regen krijgt en men aangewezen is op slecht water voor zowel consumptie als ook voor b.v. Irrigatiewater. De vegetatie tussen rotsachtige gronden waarop hoofdzakelijk schapen weide was alle bruin en dor en onvoorstelbaar dat er nog enig voedsel door deze beesten gevonden kon worden.